Week van Ontmoeting – ‘Hoop-dag’ – Afsluiting (Deel 2)
Na de heilige Eucharistie, in de ochtend, werd de ‘Hoop-dag’ vervolgd met de Aanbidding van het Allerheiligste Sacrament in de kerk van H. Antonius Abt te Schaijk. Nadat de aanwezige kerkgangers het gebed voor de parochie (zie brochure) gebeden hadden, ging de Aanbidding ‘in stilte’ en ‘in gebed’ door, in de ochtend en in de middag.
De aanwezige kerkgangers zijn bijeen in stille aanwezigheid. In persoonlijke aanwezigheid. Ook Jezus Christus is als zodanig aanwezig, in de hostie, getoond in de monstrans. Mogelijk wordt een aanwezigheid van Christus en mij, die uitnodigt tot communicatie met elkaar. Tot (stil) gebed. Een wederkerige aanwezigheid, een wederzijdse (zelf)mededeling van geloof, hoop en liefde. Om zo te worden tot de éne gemeenschap in en van Christus. In geloof mogen we Christus ‘zien’ – Hij die persoonlijk aanwezig is uit liefde –, in de hoop op een uiteindelijke één-wording met God. Bij de eenwording met onze Schepper en Verlosser mogen en kunnen we Hem zien “van aangezicht tot aangezicht” (Ex. 33, 11) in de hemelse heerlijkheid. Om eenieder die in de kerk kwam, aanwezig was, alvast iets daarvan te laten ‘proeven’, stond de icoon van het heilig Aanschijn – het gelaat van Christus – opgesteld bij het altaar onder de monstrans. “Wie Mij ziet, ziet de Vader” (Joh. 14, 9) (zie brochure). God laat zich in Jezus Christus ‘zien’, opdat wij mogen Hem mogen en kunnen ‘zien’. God wordt in Jezus een van ons. Mens. Mede-mens. Om lief te hebben. Maar ook: “Lam van God, dat wegneemt onze zonden der wereld”. God. God-mens. Om in te geloven. ‘Ten diepste’, ‘ten volle’, uit liefde tot redding. Om op te hopen. Tot onze redding, onze genezing, onze heling. Tot onze heiliging en die van de hele wereld. Van alle mensen. Ook van jou, van u. Van iedere aanwezige.
In de loop van de ochtend en middag was de kerk te Schaijk open. De deuren stonden open. ‘s-Middags werden door een aantal parochianen, – ook een aantal tieners –, kaarsjes op straat uitgedeeld. Men ging ‘erop uit’. Met de uitnodiging, van harte: u bent heel welkom! Er is hoop, ook voor u! Voor wie dat wilde, was er de gelegenheid om in stilte een kaarsje op te steken bij het altaar, bij Christus – getoond in de monstrans, te ‘zien’ in de icoon. Natuurlijk werd hiermee ook de mogelijkheid geboden om te bidden, in alle rust en gemoedelijkheid. Diegenen die kwamen, vonden evenwel geen lege kerk. Er waren reeds (mede-)parochianen aanwezig die baden, juist ook voor hen die gingen komen. Gebeden werd er voor hun intenties. En ook dat Christus, “het Licht van de wereld” (Joh. 8, 12), hun hart mocht verlichten met Zijn reddende aanwezigheid. Dat Jezus’ hart – als het ware – hun hart mocht ‘door-lichten’, op-lichten’. In stilte, in de stilte van het hart gebeuren er soms wonderen. Wonderen van Gods liefde, van Gods goedheid. Met andere aanwezigen kunnen we het niet anders verklaren dat mensen die kwamen en een kaarsje ontstaken, zich – op de een of andere manier – gekend en bemind wisten, de ervaring hadden van ‘ik mag èr zijn’. ‘Gewoon’ èr mochten zijn. Daar waar jij je welkom weet, voel jij je ook thuis… Velen bleven. Even voor een moment. Of een half uur. Het mocht. In stilte, in gebed. Op een zachte manier werden er een aantal geraakt, vloeiden de tranen… Tranen liepen over hun wangen. Ontroerd werd je door de ontroering, te zien bij de ander. Liefde doet goed. Liefde spreekt… Liefde ‘werkt’… Zo kunnen jij en mij tot ’wij’ worden.
Gelooft u in de Liefde?